Evenwichtige omgangsregeling gewenst

Trefwoorden: informatieverstrekking, motivering, waarheidsvinding

Een vader beklaagt zich over de vooringenomenheid en partijdige houding van twee WIJ-medewerkers inzake een omgangsregeling met zijn dochter. Door de houding van deze medewerkers en de behandeling van zijn klacht, die uiteindelijk niets heeft uitgehaald, heeft de man geen vertrouwen meer in WIJ.
De ombudsman legt de kwestie voor aan WIJ. Die laat weten dat moeder bij WIJ kwam met de vraag om gesprekken over de omgangsregeling. Naar aanleiding van dit contact hebben de WIJ-medewerkers vader uitgenodigd voor een intakegesprek en vervolgens heeft er enkele weken later een gesprek met beide ouders en de WIJ-medewerkers plaatsgevonden.

Vertrouwen in de rol van WIJ

Vader verwachtte van WIJ dat die met een onafhankelijke en onpartijdige houding onderzoek zou doen en naar zijn verhaal zou luisteren. WIJ stelt echter dat de WIJ-medewerkers niet aan waarheidsvinding doen. Zij horen zowel het verhaal van moeder als van vader aan en proberen daarin te bemiddelen als ouders met betrekking tot hun kind anders over dingen denken. Daarbij stelt WIJ het belang van het kind voorop. Verder werkt WIJ vanuit het principe van meervoudige partijdigheid. Dit blijkt volgens WIJ uit het feit dat zij met alle partijen in gesprek gaan.
De ombudsman constateert dat de uitleg van WIJ over haar rol voor de vader niet inzichtelijk was. Het is in elk geval pas tijdens het klachtenonderzoek tot vader doorgedrongen dat WIJ niet aan waarheidsvinding doet. Om de onafhankelijke en onpartijdige rol van WIJ in dit proces te begrijpen en vertrouwen in de bemoeienissen van WIJ te kunnen hebben, is het van belang dat voor betrokkenen duidelijk is dat WIJ de visies van de ouders niet ter discussie stelt maar als gegeven hanteert. En op basis van deze visies samen met de ouders kijkt waar in het belang van hun kind een oplossing zou kunnen liggen.
De ombudsman doet de aanbeveling aan WIJ om informatie over haar rol in een brochure te zetten, zodat ouders kunnen nalezen wat zij kunnen verwachten.

Omgangsregeling

De ombudsman constateert verder dat vader zich niet kan vinden in de door WIJ voorgestelde omgangsregeling. Dat heeft hij al tijdens het gesprek laten weten. De ombudsman mist een inzichtelijke onderbouwing waarom vaders contacten met zijn dochter moesten worden teruggeschroefd naar slechts een aantal uren in het weekend en waarom dit in het belang van zijn dochter is. Op dit punt is er sprake van een gebrekkige motivering.
WIJ stelt de ouders te hebben gevraagd om een plan te maken om die vervolgens naast elkaar te leggen om de wensen en zienswijzen over de omgang helder te krijgen. Moeder heeft haar versie gemaakt samen met een van beide WIJ-medewerkers. Vader zou meermaals een ouderschapsplan hebben toegestuurd. Maar het wordt de ombudsman niet duidelijk wanneer precies. Wel staat vast dat WIJ in elk geval één ouderschapsplan heeft ontvangen, maar daar niet op heeft gereageerd. Op dat punt heeft WIJ niet correct gehandeld.

Omdat vader het niet eens is met het voorstel van WIJ spant hij een kort geding aan. De rechter oordeelt dat “het in belang van de dochter wenselijk is dat een regeling tot stand komt die borgt dat zij regelmatig contact heeft met haar vader en dat die regeling een basis geeft om voor zoveel mogelijk toe te werken naar een uitbreiding.” De ombudsman leest hierin niet – zoals vader doet – dat de rechter WIJ verwijten maakt. De rechter oordeelt dat het grote wantrouwen tussen de ouders in de weg staat om een goede omgangsregeling te treffen. Na de uitspraak van de rechter wil vader hulp van WIJ om toe te werken naar de uitbreiding. Van de WIJ-medewerkers moest hij echter wachten op een hulpverleningstraject. Dat is naar het oordeel van de ombudsman niet wat de rechter uitdrukkelijk heeft aangegeven. Hoewel WIJ van de rechter niet de opdracht heeft gekregen om samen met beide ouders uitbreiding van de omgangsregeling te regelen, was een ondersteunende rol van WIJ op zich niet vreemd geweest. Zeker toen vader hierover contact met WIJ opnam. De ombudsman oordeelt dat de vraag van vader om ondersteuning bij uitbreiding van de omgangsregeling door WIJ niet goed is opgepakt.

Vader heeft de ombudsman bij aanvang van het klachtonderzoek laten weten dat de contacten met moeder inmiddels verbeterd zijn en de omgangsregeling meer naar zijn tevredenheid is uitgebreid. Het klachtonderzoek was daarom een terugblik.