Niet blij met gesprek

Trefwoorden: bejegening, procedure

Een man en zijn zoon beklagen zich over een gesprek dat zij hebben gehad met WIJ. Ze hadden een bepaalde medewerker verwacht die deskundig is op het gebied van autisme. Die was er niet. De wel aanwezige medewerker bleek niet deskundig te zijn. Deze medewerker had van tevoren al bepaald dat het aantal uren zou worden verminderd en de Wmo-voorziening (begeleiding) maar voor een jaar zou worden toegekend. Naar het verhaal van de zoon werd niet geluisterd. Ook werd niet geloofd dat hij in het gesprek zijn eigen woorden gebruikte. De man en zijn zoon voelen zich ‘neerbuigend, ontmoedigend, vernederend en hoog van de toren blazend’ behandeld. Ten slotte vindt de man het niet juist dat de gemeente de zaak aan de kant heeft geschoven zonder zich hierin te verdiepen.
De ombudsman stelt een onderzoek in. Duidelijk wordt dat het gesprek plaatsvond nadat de zoon een verlenging van zijn voorziening had gevraagd.

Deskundigheid

Uit de informatie die de ombudsman heeft gekregen van WIJ en de man, valt niet op te maken dat er verwachtingen zijn gewekt over de aanwezigheid van de specifieke autisme deskundige medewerker. Verder maakt WIJ voldoende duidelijk dat de wel aanwezige medewerker ook deskundig is op het gebied van autisme. WIJ legt verder uit dat elke medewerker die indicaties moet afgeven goed onderzoek moet kunnen verrichten en de beperkingen in kaart moet kunnen brengen. Dat speelt een grotere rol dan (veel) expertise bezitten van bijvoorbeeld autisme of andere psychische aandoeningen. De ombudsman kan de uitleg van WIJ over de advisering volgen. In dit geval beschikten de medewerkers over de nodige deskundigheid en ervaring.

Vooraf bepaald?

De ombudsman kan niet vaststellen dat de medewerker aan het begin van het gesprek zou hebben gezegd dat de zoon minder uren krijgt dan hij heeft aangevraagd. Op dat punt zijn de verhalen van de man en de medewerker tegengesteld. Wel bevestigt de medewerker dat zij heeft aangegeven dat indicaties voor maximaal een jaar worden verlengd. De zoon krijgt uiteindelijk een indicatie voor minder uren begeleiding dan hij heeft aangevraagd. Omdat zijn zoon echter geen bezwaar heeft gemaakt tegen dit besluit, staat de indicatie voor zowel de man als de ombudsman vast.

Bejegening

De ombudsman constateert dat vader en zoon en de medewerkers van WIJ tegengestelde visies hebben over het verloop van het gesprek. Dat er sprake was van onheuse bejegening kan de ombudsman – gelet op de tegenstrijdige verklaringen – niet beoordelen. Wel is duidelijk geworden dat alle gesprekspartners het gesprek als zeer onprettig hebben ervaren. Tijdens het onderzoek geeft WIJ aan dat het achteraf gezien beter was geweest om het gesprek direct te stoppen en een andere afspraak te plannen. Dat laatste lijkt de ombudsman een goed leermoment. In dit geval hadden de medewerkers door het gespreksverloop na het gesprek namelijk nog steeds onvoldoende inzicht en moesten er nadere vragen worden gesteld.
Geen inhoudelijke reactie van gemeente
Tijdens het klachtonderzoek geeft de gemeente nadere uitleg over de totstandkoming van een besluit in mandaat. Verder verwijst de gemeente naar de mogelijkheid van bezwaar als men het niet eens is met een besluit. De ombudsman stelt vast dat de bezwaarprocedure inderdaad een volgende stap is. In een bezwaarprocedure wordt het besluit volledig heroverwogen en dat kan mogelijk leiden tot een ander besluit. Dat de gemeente aangeeft niet inhoudelijk in te zullen gaan op de door de man gestelde vragen is dan ook niet onbehoorlijk.