Zonder trap bij bovenste keukenkastjes

Trefwoorden: Wmo-voorziening

Een vrouw beklaagt zich over de nieuwe WMO-zorgaanbieder die bij haar huishoudelijk werk zou moeten doen. Deze organisatie heeft bepaald dat de huishoudelijke hulp niet op een huishoudtrap mag staan. Ook niet op een Arbo technisch verantwoorde huishoudtrap zoals de vrouw heeft. Daardoor kunnen verschillende bovenhandse werkzaamheden volgens de vrouw niet goed uitgevoerd worden, zoals het schoonmaken van de bovenkant van de keukenkastjes. De zorgaanbieder heeft tegen de vrouw gezegd dat de hulp dit met een mop op een stok kan doen. Maar dat vindt de vrouw niet passend. Ook heeft de zorgaanbieder gezegd dat ze voor de bovenhandse werkzaamheden maar contact moet opnemen met Humanitas. De vrouw is hier boos over. Ze heeft door de onwillige houding van de zorgaanbieder geen vertrouwen meer in deze organisatie. Ze maakt daarom geen gebruik van de huishoudelijke hulp en wil graag een andere zorgaanbieder.
Tijdens het onderzoek van de ombudsman geeft de gemeente aan dat zij op basis van haar beleid, dat is gebaseerd op het zogenaamde KPMG-protocol, richting de zorgaanbieder duidelijk maakt wat er schoongemaakt moet worden en hoe vaak. Het is aan de aanbieder om dat te realiseren, met of zonder trap. Volgens de gemeente biedt de zorgaanbieder alternatieve manieren van schoonmaken aan zoals een stok bij het ramenwassen en een mop op een stok voor de bovenkant van de keukenkastjes.
De ombudsman kan de suggestie om voor het wassen van de ramen een stok te gebruiken op zich volgen. Maar de suggestie om een mop op een stok te gebruiken voor de (vettige) bovenkant van de keukenkastjes (1 x per 6 weken volgens het protocol) niet. De ombudsman ziet niet in hoe de keukenkastjes op deze wijze controleerbaar schoon worden. Datzelfde geldt voor andere werkzaamheden op hoogte.

De gemeente vindt dat de vrouw de zorgaanbieder niet de gelegenheid heeft gegeven om de werkwijze met de mop op een stok in de praktijk uit te proberen. De gemeente vindt namelijk dat ze een zorgaanbieder alleen kan aanspreken als die de afspraken aantoonbaar niet nakomt. Dat moet dan bijv. na verloop van tijd blijken uit vettige bovenkastjes.
De ombudsman vindt dat de gemeente blijk geeft van een starre houding. Als bij voorbaat al afgevraagd kan worden of de alternatieven die de zorgaanbieder aandraagt wel een schoon en leefbaar huis als resultaat kunnen hebben, heeft de gemeente de verantwoordelijkheid om hier onderzoek naar te doen. Door dat na te laten, laat zij onvoldoende zien dat zij de klacht serieus neemt. Aan de andere kant had de vrouw kunnen besluiten om het eerst aan te zien. Dan had ze de mogelijkheid gehad om aan te tonen dat haar huis daadwerkelijk niet voldoende schoon werd. De gemeente gaat niet mee met het verzoek om een andere zorgaanbieder.

Omdat de indicatietermijn eindigt, heeft de vrouw een verlenging aangevraagd. In dat kader heeft de vrouw een goed gesprek van de zorgaanbieder en heeft besloten de werkwijze (zonder trap) een tijdje aanzien. Mocht de werkwijze niet tot een schoon en leefbaar huis leiden, dan kan de vrouw dat (eventueel via de ombudsman) aan de gemeente melden.