Speeltuin, niet voor iedereen plezierig
Trefwoorden: handhaven, overlast, participatie, privacy
Een man wordt geconfronteerd met een uitgewerkt plan om de speeltuin in de nabijheid van zijn woning uit te breiden. Bij navraag blijkt aan dit plan een inspraakproces vooraf te zijn gegaan. Hij weet van niets en dan blijkt de informatie via Facebook van een bewonersvereniging met de bewoners te zijn gedeeld. Hij heeft echter geen Facebook en voelt zich dan ook buitengesloten. Vanwege de garantie van de gemeente dat de situatie opnieuw zal worden bekeken als er een hangplek ontstaat, wil de man geen spelbreker zijn en protesteert hij verder niet. Als de speeltuin een jaar later is vergroot, ondervindt de man direct overlast, onder andere door hangjongeren. Als hij hierover contact opneemt met de gemeente wil die echter niet meer naar de situatie kijken. Als er ook niets met zijn overlastmeldingen wordt gedaan, stapt de man naar de ombudsman.
Bewonersparticipatie
De gemeente geeft aan dat zij de plannen met de bewonersvereniging heeft gedeeld. Die wilde de plannen vervolgens voorleggen aan de bewoners en de communicatie hierover verzorgen. Omdat er volgens de gemeente sprake is van een goed bezochte Facebookpagina had die geen bezwaar. Dat de gemeente haar bewoners bij haar plannen wil betrekken, is mooi. Naar het oordeel van de ombudsman moet de gemeente er echter wel voor zorgen dat alle bewoners de gelegenheid krijgen om iets van de plannen te vinden. Dat is in dit geval niet gebeurd. Nu de communicatie alleen via Facebook ging, hebben de bewoners die geen Facebook hebben of de Facebookpagina van de bewonersvereniging niet volgen, niet mee kunnen doen. De ombudsman heeft op dit punt de gemeente dan ook de aanbeveling gedaan om er in vervolg op toe te zien dat de communicatie alle bewoners bereikt.
Toezegging
De gemeente erkent de toezegging te hebben gedaan om opnieuw naar de situatie te kijken als er een hangplek ontstaat. Ze heeft dit ook gedaan en wel op de manier die voor overlastsituaties gebruikelijk is. De overlastmeldingen heeft ze neergelegd bij de afdeling van de gemeente die actie kan ondernemen. De ombudsman oordeelt dat dit niet de toezegging was. Gelet op de bewoordingen en de context van de toezegging stelt de ombudsman vast dat de gemeente heeft toegezegd dat zij opnieuw naar de inrichting van de speeltuin zou kijken als er sprake is van een hangplek.
De ombudsman constateert echter ook dat de gemeente onderzoek heeft gedaan of verplaatsing mogelijk was van het speelobject van waaruit de overlast voornamelijk komt. Toen dat mogelijk bleek, heeft de gemeente omwonenden gevraagd of zij bezwaar hadden tegen de verplaatsing. Omdat er omwonenden waren die bezwaar hadden, is het speelobject uiteindelijk niet verplaatst. Met het onderzoek is de gemeente naar oordeel van de ombudsman haar toezegging wel nagekomen.
Belangenafweging
Met betrekking tot haar besluit om het speelobject niet te verplaatsen stelt de gemeente dat ‘vijf huishoudens aangeven zwaarwegende redenen te hebben tegen verplaatsing. Eén huishouden wil het speelobject graag wel verplaatst zien’. De ombudsman constateert dat de gemeente omwonenden alleen heeft gevraagd om te reageren als zij bezwaren hadden tegen de verplaatsing. Gelet op de vraagstelling is het dan ook de vraag of er slechts één huishouden voor verplaatsing van de schommel is. De ombudsman stelt vast dat de gemeente geen onderzoek heeft gedaan welke zwaarwegende redenen omwonenden van het speelveld hebben vóór verplaatsing van de schommel. Daarnaast ziet de ombudsman dat de bezwaren tegen verplaatsing (audiovisuele overlast en toegenomen onveiligheid door baldadigheid, vernielingen, dreigende situaties) evenzo als argument kunnen gelden vóór verplaatsing. Ook constateert de ombudsman dat het aangehaalde veiligheidsaspect (voorkomen dat fietsen en brommers over het speelveld rijden) niet klopt. Ten slotte merkt de ombudsman op dat geen onderzoek is gedaan of er inderdaad sprake is van een hangplek en overlast. Op basis hiervan concludeert de ombudsman dat de gemeente heeft nagelaten alle relevante feiten en omstandigheden te verzamelen om tot een goed besluit te komen en doet de aanbeveling om dit alsnog te doen.
Privacy-schending
De man stelt dat de gemeente zonder zijn toestemming zijn persoonsgegevens heeft verstrekt aan WIJ Groningen. De gemeente geeft richting de ombudsman aan dat zij met betrekking tot de overlast door hangjeugd per e-mail contact heeft opgenomen met WIJ. Daarbij heeft zij een van de e-mails van de man meegestuurd, maar vergeten zijn persoonsgegevens te wissen. Hiervoor biedt de gemeente haar excuses aan.
De gemeente stelt echter dat deze mail niet de reden was dat WIJ contact met de man heeft opgenomen. Dit gebeurde naar aanleiding van overlastmeldingen van de man bij Meldpunt Overlast en Zorg aan wie de man mondeling toestemming zou hebben gegeven om zijn gegevens met WIJ te delen. De man bestrijdt dit echter nadrukkelijk. Nu de gemeente niet kan aantonen dat zij toestemming van de man had, handelde zij op dit punt niet correct. Om misverstanden in de toekomst te voorkomen, adviseert de ombudsman de gemeente om in vervolg mondeling gegeven toestemming schriftelijk te bevestigen.
Overlastmeldingen
De man beklaagt zich erover dat de gemeente niets met zijn overlastmeldingen doet. De gemeente heeft aangegeven geen speelobject te zullen verplaatsen of te verwijderen. De gemeente wil echter wel naar de door de man ervaren overlast kijken. Zij adviseert de man hiervoor in gesprek te gaan met WIJ. Aangezien het uiteindelijk gaat om geen overlast meer te hebben vindt de ombudsman het advies, gelet op de rol die WIJ bij de aanpak van overlast kan spelen, niet onbehoorlijk.
De ombudsman begrijpt uit de informatie van de gemeente verder dat er richting de (hang)jeugd op het speelveld nog geen nadere gerichte actie is ondernomen. De gemeente stelt dat er wel algemene straatrondes (door WIJ) zijn gedaan, maar wat de uitkomsten zijn van die straatrondes meldt de gemeente niet. Ook niet dat er geen sprake is van overlast door hangjeugd. Gelet op de (herhaalde) meldingen van de man over dergelijke overlast zou dat toch al geconstateerd kunnen zijn. Voor een onderzoek naar hangjeugd en overlast hierdoor lijkt de ombudsman een persoonlijk gesprek met de man namelijk niet direct nodig. Of er echter nog sprake is van overlast was de ombudsman bij de afronding van haar onderzoek niet duidelijk. Sinds de laatste meldingen van de man waren er alweer enkele maanden verstreken.
Ten aanzien van de overlastmeldingen van de man merkt de ombudsman nog op dat de meldingen erg algemeen zijn en vaak een kopie zijn van eerdere meldingen. Ze adviseert de man dan ook in zijn meldingen specifiek aan te geven wat er precies wanneer is voorgevallen. Daarnaast geeft de man aan dat meerdere omwonenden de overlast ervaren. De gemeente stelt alleen van de man overlastmeldingen te hebben ontvangen. In dat kader raadt de ombudsman de man aan om de omwonenden te stimuleren om ook te gaan melden. Samen staat men namelijk sterker, zeker in overlastsituaties. Hoe meer mensen dezelfde overlast ervaren hoe objectiever de ervaren overlast wordt.