(On)veilig thuis

25.2.003
Normen: transparant, goede motivering, fair play

Als school een Veilig Thuis (VT)-melding doet uit zorg om twee kinderen van gescheiden ouders, krijgt WIJ de opdracht dit te onderzoeken. In de melding staan zorgen over de veiligheid van de kinderen bij hun vader. De moeder verwacht dat WIJ de kinderen daarbij gaat helpen. Maar dan lijkt het onderzoek gericht op de (v)echtscheiding. Ook de hulp die WIJ adviseert is gericht op de relatie tussen de ouders. De moeder begrijpt niet hoe de veiligheid van haar kinderen zo weinig aandacht kan krijgen en staat voor hen op. Ze uit haar zorgen herhaaldelijk bij de casemanager, maar die luistert niet. Ze dient een klacht in, maar ook dat biedt geen oplossing. Ook laat WIJ de vrouw weten dat ze niet meer bij WIJ terecht kan met haar zorgen. Ten einde raad gaat de vrouw naar de ombudsman.

De ombudsman begrijpt heel goed dat de vrouw wil weten of WIJ wel goed onderzocht heeft of haar kinderen veilig zijn. Bij haar onderzoek ontdekt de ombudsman dat de VT-melding niet alleen over de zorgen over de veiligheid gaat, maar er zijn ook zorgen over het effect van de moeizame relatie van de ouders op de kinderen. De melding gaat dus over twee aspecten. WIJ moet dus ook naar dit onderdeel van de melding onderzoek doen. Dat verklaart waarom de casemanager zich ook hierop richt. De casemanager herkent de zorgen uit de VT-melding op dit tweede punt en adviseert hiervoor hulpverlening. WIJ en andere betrokken hulpverleners zien tijdens hun onderzoek geen signalen van acute onveiligheid van de kinderen. Toch wordt dit aspect niet helemaal losgelaten. In de geadviseerde hulpverlening is zeker ook aandacht voor de situatie van de kinderen bij hun vader. Er wordt namelijk gekeken hoe de vader met zijn kinderen omgaat.

Waarom de vrouw niet meer met haar zorgen bij WIJ terecht kan, legt WIJ ook uit. WIJ kan namelijk alleen hulp bieden in het vrijwillig kader. Dan moeten beide ouders hiermee instemmen. De vrouw vindt dat de hulp niet genoeg gericht is op de veiligheid van haar kinderen. Daarom staat zij niet achter de geadviseerde hulp. Zolang dat zo is, kan WIJ geen hulp bieden. Als de vrouw van gedachten verandert kan ze hiervoor wel weer bij WIJ terecht. En met andere vragen natuurlijk ook.

De ombudsman onderzoekt niet of WIJ de juiste hupverlening inzet en ook niet of WIJ de signalen juist interpreteert. Daarin is zij niet deskundig of bevoegd. Wel onderzoekt ze of WIJ haar onderzoek en advies aan de vrouw goed kan onderbouwen. En dat is hier het geval.

De ombudsman constateert wel dat WIJ de klacht van de vrouw niet goed behandeld heeft. De vrouw is niet gehoord en op de klacht van de vrouw dat zij zich niet gehoord voelt, wordt door WIJ niet gereageerd. Ook niet naar de ombudsman. Verder suggereert WIJ dat de casemanager waarover de klacht gaat betrokken is bij de reactie op de klacht. Daarmee wekt WIJ de schijn van partijdigheid. Dat is niet behoorlijk.