Als het noodlot toeslaat

25.1.019
Norm: maatwerk

Een maatschappelijk betrokken man doet met zijn organisatie veel voor de gemeenschap. De gemeente waardeert zijn werk en maakt daar ook gebruik van. Dan slaat het noodlot toe en verliest hij zijn familie, zijn huis en zijn inkomen. Gelukkig heeft hij het werk voor zijn organisatie nog om het leven het hoofd te bieden. Maar daarvoor wordt hij niet betaald.
De man gaat daarom voor een uitkering naar de gemeente. Die doet moeilijk. De gemeente wil van alles van hem weten. Waarom heeft hij geen huis meer, waar slaapt hij, hoe zit het met zijn werk voor zijn organisatie, hoe zit het met de verschillende bankrekeningen die hij beheert? De man vindt deze vragen onnodig, zijn situatie is toch duidelijk. Volgens de gemeente duurt het lang voordat de man met informatie komt en is die informatie ook nog onvoldoende. De gemeente wijst zijn aanvraag voor een uitkering af. Ook zijn bezwaarschrift wordt ongegrond verklaard.
Tijdens de bezwaarprocedure blijkt dat er nieuwe feiten zijn. De man heeft ondertussen een woning. De gemeente adviseert de man om weer opnieuw een uitkering aan te vragen. Dat doet hij, en opnieuw vraagt de gemeente naar dezelfde dingen. Op basis van de informatie die de gemeente krijgt, vindt zij dat de man inkomen kan krijgen uit zijn werk voor zijn organisatie. En ook vindt de gemeente dat zijn persoonlijke financiën en die van de organisatie door elkaar lopen. Zo kan de gemeente niet bepalen welk inkomen de man heeft of zou kunnen hebben. En dus kan ze niet bepalen of hij recht heeft op een uitkering. De gemeente wijst opnieuw zijn aanvraag af.

De man blijft erbij dat hij niet betaald kan worden uit zijn organisatie. Nu hij geen inkomen heeft, kan hij geen huur betalen en dreigt hij uit huis gezet te worden. Ten einde raad klopt hij na een tijdje weer bij de gemeente aan. Hoewel hij volgens de gemeente nog steeds betaald kan worden voor het werk dat hij voor de maatschappelijke organisatie doet, is er nu wel sprake van andere omstandigheden. Zo is zijn betrokkenheid met de organisatie veranderd. Hij heeft geen bemoeienis meer met de inhoud en financiën. En daarnaast blijkt de noodzaak voor een uitkering tijdelijk omdat de man andere inkomsten in het vooruitzicht heeft. Gelet op alle omstandigheden ziet de gemeente nu aanleiding voor maatwerk en verstrekt hem alsnog een uitkering.

De man voelt zich desondanks in de steek gelaten door de gemeente. Hij vindt dat hij vanaf het begin al een uitkering had moeten krijgen. Dat is niet de conclusie die de ombudsman na onderzoek doet. Hoe vervelend de man de vragen van de gemeente ook vindt, voor het beoordelen van zijn aanvraag had de gemeente die informatie nodig. En hoewel de man het anders ziet, legt de gemeente inzichtelijk uit dat de man wel een inkomen had kunnen krijgen voor zijn werk bij de organisatie. Pas nadat de man voldoende afstand tot de organisatie had geschapen, zag de gemeente ondanks eventuele inkomsten een mogelijkheid voor maatwerk. Op dit punt heeft de gemeente volgens de ombudsman behoorlijk gehandeld.