Welke zorgen moeten worden weggenomen?

Trefwoorden: communicatie, onderwijs

Een kinderopvangorganisatie wendt zich tot de ombudsman. Zij verkeert in onzekerheid over haar bestaansrecht. Er zijn inspecties door de GGD uitgevoerd, waarvan rapporten zijn opgemaakt. Op 9 juni heeft een gesprek plaatsgevonden met de wethouder. Deze laat weten dat er zorgen zijn en dat die binnen 6 weken moeten worden weggenomen. Welke zorgen precies weggenomen moeten worden, weet de organisatie echter niet. Op 20 juni heeft de organisatie een gesprek met de GGD en de afdeling VTH* die toeziet op het wegnemen van de zorgen. In het gesprek wordt gesproken over een nader onderzoek ná de zomer. Er zou nog een brief volgen. De organisatie weet nu niet wanneer (binnen 6 weken of ná de zomer) zij welke zorgen moet wegnemen. Als de organisatie ondanks herinneringen op 4 juli de verslagen van de twee gesprekken en de toegezegde brief nog niet heeft ontvangen, stapt zij naar de ombudsman. Vanwege de onzekerheid en de termijn van zes weken die al deels is verstreken, doet de ombudsman navraag bij de gemeente. De gespreksverslagen ontvangt de organisatie alsnog binnen een week. Het verslag van het gesprek van 20 juni geeft duidelijkheid dat de organisatie eerst de toegezegde brief mag afwachten voordat er actie van haar wordt verwacht. Bij navraag van de ombudsman op 18 juli wanneer de brief verwacht kan worden, meldt de gemeente dat de brief in concept klaar is. Op 25 juli wordt de brief vervolgens gestuurd naar de organisatie. Met deze brief weet de organisatie wat er van haar wordt verwacht. Daarmee kan de ombudsman haar interventie afronden.

*VTH= vergunningverlening, toezicht en handhaving