Geen tijdelijke parkeervergunning

Trefwoorden: parkeervergunning, parkeren

Een man maakt na het overlijden van zijn moeder haar huis klaar voor de verkoop. In de maanden dat hij hiermee bezig is, wordt er betaald parkeren in de wijk ingevoerd. De man vraagt de gemeente daarom om een tijdelijke parkeervergunning. Dit blijkt niet mogelijk te zijn en hij dient een klacht in bij de gemeente. Drie weken later neemt hij ook contact op met de ombudsman.

De ombudsman informeert bij de gemeente hoe het staat met de afhandeling van de klacht. De reactie is dat de man een tijdelijke vergunning krijgt en dat hiervoor contact opgenomen zal worden met de man.
Enkele dagen later laat de man weten dat de vergunning slechts voor één weekend geldig was. En dat hij van de gemeente te horen kreeg dat hij verder geen vergunning krijgt omdat hij geen inwoner is van Groningen. Afwijken van dit beleid wil de gemeente niet.

De man beklaagt zich hierover bij de ombudsman, hij is van mening dat de gemeente de situatie niet begrijpt. De ombudsman start een onderzoek en hoort van de gemeente dat het beleid is dat vergunningen alleen aan inwoners worden verstrekt, en niet aan huiseigenaren en/of verhuurders. De man wordt gezien als bezoeker en moet betalen aan de automaat of parkeren op een P+R.

De tijdelijke vergunning die de man voor een weekend kreeg, was om de periode tussen het moment van de vraag van de ombudsman naar de stand van zaken en het moment van het definitieve antwoord te overbruggen. De gemeente geeft verder aan dat zij wel heeft gekeken of de situatie van de man een op zichzelf staand geval is met disproportionele gevolgen. Dan zou een uitzondering mogelijk zijn. Dat is echter niet het geval, het komt vaker voor dat nabestaanden een huis erven en de gevolgen blijven beperkt tot extra kosten en/of moeite.

Over de rechtvaardigheid van beleid is een ombudsman niet bevoegd om te oordelen. Ook kan zij de gemeente niet dwingen om af te wijken van beleid. Wel kan zij beoordelen of besluiten netjes worden uitgelegd. Dat is naar het oordeel van de ombudsman in deze zaak wel het geval. Er is inzichtelijk uitgelegd waarom de omstandigheden niet dusdanig uitzonderlijk zijn om af te wijken. Met deze conclusie sluit de ombudsman het onderzoek.