U bent hier

Zelfde inkomen, verschil qua kwijtschelding

Trefwoorden: kwijtschelding

Een man beklaagt zich erover dat hij in 2021 geen kwijtschelding heeft gekregen, terwijl hij hetzelfde inkomen heeft als in 2020. Toen kreeg hij wel (gedeeltelijke) kwijtschelding. Hij ziet in de berekening dat het NBK het vakantiegeld optelt bij zijn inkomen. Hij heeft echter geen vakantiegeld ontvangen.
Tijdens het onderzoek van de ombudsman geeft het NBK aan over het jaar 2020 een fout te hebben gemaakt. Het NBK is uitgegaan van lagere inkomensgegevens omdat zij heeft nagelaten om een SVB-uitkeringsspecificatie van de man op te vragen. Door uit te gaan van de bankgegevens en de berekening van de man kwam hij in aanmerking voor gedeeltelijke kwijtschelding. Het bedrag kwam het NBK niet vreemd voor omdat het wel vaker gebeurt dat mensen niet de volledige AOW hebben opgebouwd. In 2021 kreeg het NBK wel een SVB-specificatie. Hieruit blijkt het inkomen van de man hoger te liggen. Dat hogere inkomen, waarvan de man zelf aangeeft dat hij dat in 2020 ook had, is er de oorzaak van dat hij over 2021 niet in aanmerking komt voor (gedeeltelijke) kwijtschelding. De ombudsman stelt vast dat de fout in het voordeel van de man heeft uitgepakt en dat het NBK daar ook niet meer aan gaat tornen. Dat is mooi.
Uit de specificatie van het SVB 2021 blijkt dat het vakantiegeld wordt uitbetaald aan een deurwaarderskantoor. Bij de berekening van de betalingscapaciteit gaat het NBK uit van het inkomen zonder aftrek van eventuele aflossingen op schulden en zonder aftrek van eventuele beslagen op inkomsten. Op grond daarvan is zowel in eerste aanleg als na beroep vastgesteld dat de man geen kwijtschelding ontvangt. Dat dit zo mag, is vastgelegd in de wet. De ombudsman mag dit niet toetsen.