U bent hier

Wel of geen wens tot samenwonen?

Trefwoorden: klachtbehandeling, inschrijving, huurtoeslag

Een vrouw klaagt dat de gemeente haar partner ten onrechte op haar adres heeft ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). Het was niet zijn keus en de vrouw kan hem niet uitschrijven. Daarnaast komt ze in verband met de beroepszaak bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over een verblijfsvergunning voor haar partner 2 jaar ontheffing van haar sollicitatieverplichting te kort. Ze wil ter compensatie van de fout alsnog 2 jaar extra ontheffing ontvangen. Omdat ze niet tevreden is met de behandeling van haar klacht door de gemeente, stapt ze naar de ombudsman.

Inschrijving BRP
Tijdens het onderzoek stuurt de gemeente de ombudsman een ingevuld en door de partner aan de balie ondertekend formulier toe. Op basis van dit formulier kan worden vastgesteld dat de partner zich voor onbepaalde tijd in Nederland wilde vestigen en op het adres van de vrouw wilde laten inschrijven in de BRP. Dat kan echter nog niet omdat hij op dat moment nog geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Daarom krijgt hij van de gemeente een ander formulier mee waarmee hij een aanvraag kan doen bij de IND.

De ombudsman ziet in de wet dat deze als voorwaarde voor inschrijving in de BRP de eis stelt dat iemand rechtmatig in Nederland verblijft. En dat er in afwachting van de beslissing op de aanvraag bij de IND al sprake is van rechtmatig verblijf. De gemeente wacht daarom op het bericht van de partner dat hij een aanvraag bij de IND heeft ingediend. De gemeente legt uit dat het wel vaker voorkomt dat ze geen bericht krijgt. Zij gaat dan op een gegeven moment zelf (in het systeem van de IND) na of er al sprake is van een aanvraag of een verblijfsvergunning. De gemeente heeft dat ook in dit geval gedaan en de man alsnog ingeschreven. De ombudsman oordeelt dat de gemeente hiermee op zichzelf dienstverlenend heeft gehandeld, maar hierbij helaas een fout heeft gemaakt. De gemeente had namelijk de informatie in het systeem van de IND verkeerd gelezen waardoor ze dacht dat er sprake was van een aanvraag. Dat was dus niet het geval. Daardoor is de inschrijving op dat moment ten onrechte gedaan.

Aangezien het een fout is van de gemeente moet die de fout herstellen. De gemeente stelt daarom aan de man voor om alsnog binnen 8 weken een aanvraag bij de IND in te dienen. Immers, zodra er sprake is van een aanvraag verblijft hij rechtmatig in Nederland en is de inschrijving in de BRP alsnog correct. De vrouw ontkent dat de inschrijving de wens van haar partner was.

De ombudsman stelt op basis van de gevoerde correspondentie vast dat de partner van de vrouw richting de gemeente het signaal afgeeft dat hij bezig is om een rechtmatig verblijf in Nederland te verkrijgen. En om zich uiteindelijk op het adres van de vrouw in te laten schrijven. Was dat anders geweest dan had het op zijn weg gelegen om de gemeente te melden dat hij dat niet meer wilde.

Op een latere datum blijkt dat er sprake is van een aanvraag en aan alle inschrijfcriteria is voldaan en deze datum moet dan ook worden opgenomen in de BRP. De gemeente heeft daarom ambtshalve de inschrijfdatum in de BRP gecorrigeerd. De ombudsman stelt op grond van de wet vast dat deze ambtshalve verbetering gelijkgesteld wordt met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Daartegen staat de mogelijkheid van bezwaar en beroep open. Omdat de gemeente geen besluit heeft gestuurd aan de partner van de vrouw, handelde zij op dit punt niet behoorlijk. De gemeente zegt toe de man alsnog een besluit te sturen.

Ontheffing sollicitatieplicht
De vrouw vraagt compensatie in de vorm van een ontheffing van haar sollicitatieplicht voor 5 jaar. Ze heeft eind 2019 van de sociale dienst een brief gekregen met een ontheffing van de arbeidsverplichtingen voor 3 jaar. Tegen die beslissing had de vrouw destijds de mogelijkheid om bezwaar te maken. Omdat de vrouw dat niet heeft gedaan, is de termijn van 3 jaar een gegeven.