Trefwoorden: klachtafhandeling, bejegening
Een advocaat is niet tevreden over de afhandeling van haar klacht door de gemeente. Ze beklaagt zich over een zogenaamde signaalbrief van de gemeente aan de Deken van de orde van advocaten. Deze brief bevat volgens de -advocaat een onjuiste weergave van feiten en is denigrerend van toon. Ze vindt dat de gemeente haar beschrijft als een schande voor de advocatuur. Dat kan ze niet over haar kant laten gaan, meldt ze aan de ombudsman.
De ombudsman vraagt de vrouw om de brief en om concreet aan te geven wat er onjuist is en welke passages denigrerend zijn qua toonzetting. Ze geeft vervolgens in 12 concrete punten aan waar de brief onjuiste informatie bevat dan wel denigrerend van toon is.
In de reactie op de klacht heeft de gemeente opgemerkt dat de ombudsman niet bevoegd is om de klacht te behandelen. Daar kijkt de ombudsman anders tegenaan. Voor zover de ombudsman kan nagaan is er naar aanleiding van de signaalbrief geen procedure aanhangig bij een rechterlijke instantie. Zolang er geen procedure aanhangig is, is de ombudsman bevoegd. Verder is de deken geen rechterlijke instantie en behoort die ook niet tot de rechterlijke macht. De bepalingen waarnaar de gemeente verwijst vormen geen belemmering voor de ombudsman om onderzoek te doen. Daarbij merkt de ombudsman wel op dat het in beginsel aan de deken is om de signaalbrief inhoudelijk te beoordelen.
De ombudsman komt op andere gronden tot de conclusie dat zij geen onderzoek gaat starten. Dit vanwege het gegeven dat sommige betwiste feiten al van langere tijd geleden zijn of inhoudelijk thuishoren bij de deken. Ook mist de ombudsman op sommige punten informatie of wordt niet duidelijk wat de klacht precies is. De ombudsman heeft de vrouw meermaals gewezen op de mogelijkheid om naar het spreekuur te komen om haar klacht toe te lichten. Dat heeft ze niet gedaan, waardoor informatie ontbreekt om tot een onderzoek te kunnen overgaan.