Wat je wél mag weten
25.2.005
Norm: goede informatieverstrekking
Een vrouw komt bij de ombudsman. Haar zoontje ziet zijn vader onder begeleiding van WIJ. Eerder kreeg de vrouw verslagen van deze momenten. Nu krijgt ze die niet meer en zij vraagt WIJ waarom dat zo is. WIJ vertelt dat dit is vanwege de privacy van de vader. De vrouw begrijpt dit niet. Haar ex-partner gebruikt de verslagen tijdens de rechtszaak, en daar ziet de vrouw dat in de verslagen van WIJ informatie over haar staat. Informatie die volgens haar niet klopt en een negatief beeld van haar schetst. Dat vindt ze vervelend.
De ombudsman doet onderzoek. WIJ laat weten dat zij met een privacy-app controleert of iemand recht heeft op informatie. Dat recht heeft de vrouw als het gaat om informatie over haarzelf of over haar minderjarige zoontje. Maar volgens WIJ staat er niets over de vrouw in de verslagen. Dat zeggen ze meerdere keren tegen haar. De ombudsman ziet dat in de verslagen die gebruikt worden bij de rechtszaak wel informatie over de vrouw en over haar zoontje staat. WIJ had deze informatie dus met de vrouw moeten delen.
Later ziet WIJ dat ook in. Zij biedt hiervoor excuses aan. Ook past WIJ aan hoe zij de omgangsmomenten vastlegt met het oog op de privacy. Dat is netjes.