Oma niet meer in contact
25.2.014
Een vrouw vertelt dat het contact met haar zoon niet goed gaat en ze maakt zich zorgen over haar kleinzoon. Ze heeft hulp gevraagd aan WIJ maar ze vindt dat WIJ niet goed op haar hulpvraag reageert. Ze heeft de e-mails tussen WIJ en haarzelf naar de ombudsman gestuurd.
De ombudsman leest dat WIJ erkent dat de communicatie met de vrouw beter had gekund. Maar de ombudsman ziet ook dat WIJ inmiddels duidelijk heeft uitgelegd wat WIJ wel en niet mag doen. WIJ neemt de zorgen van de vrouw serieus en er is hulpverlening voor de zoon gestart. Informatie over wat voor hulp mag WIJ niet geven, omdat dat privacygevoelig is. De vrouw wil graag betrokken zijn bij de hulp voor haar kleinzoon. WIJ kan haar daarbij niet helpen. De hulpverleners mogen zelf bepalen wat helpend is in het traject en wie erbij wordt betrokken.
De hulpvraag van de vrouw gaat ook over het contact met haar zoon. WIJ kan helpen om het contact te verbeteren, maar beiden moeten daarvoor openstaan. Zo wil de vrouw eerst excuses van haar zoon voor zijn gedrag maar wil de zoon die niet geven. Het is aan de vrouw om te beslissen of ze zonder excuses toch een gesprek wil. WIJ is al wel bezig met de zoon om te vragen of hij nog openstaat voor een gesprek. Maar onduidelijk is of de vrouw dit nog wil. De ombudsman raadt haar aan om WIJ te melden of ze nog een gesprek wil of niet.
De vrouw wil haar kleinzoon graag weer zien. Maar het is haar zoon die daar toestemming voor moet geven. WIJ en de ombudsman kunnen daar niets aan veranderen. Nu de ombudsman ziet dat WIJ daar waar mogelijk haar best doet, is er voor de ombudsman verder geen rol weggelegd.