Niet voor iedereen een parkeervergunning
24.1.083
Trefwoorden: parkeren
Een vrouw heeft haar rijbewijs gehaald en een auto aangeschaft. Ze vraagt bij de gemeente een parkeervergunning aan om op straat te kunnen parkeren. Die krijgt ze niet. De gemeente zegt dat ze kan parkeren op het terrein van het wooncomplex waar ze woont. Dat klopt echter niet. Die parkeerplekken zijn gekoppeld aan bepaalde appartementen en daar hoort dat van de vrouw niet bij. Omdat de gemeente bij haar standpunt blijft, wendt ze zich tot de ombudsman. Een ombudsman mag geen beleid onderzoeken. En de bewuste uitzondering voor wooncomplexen is gemeentelijk beleid. Wel kan de ombudsman kijken of het beleid zorgvuldig tot stand is gekomen. Ze wint daarvoor informatie in bij de gemeente en dan blijkt dat al jaren geleden is bepaald dat het bewuste wooncomplex is uitgezonderd van het recht op een parkeervergunning. En dat dit een bewuste keuze is van de gemeente. Die heeft bepaald dat bij bouwplannen voor wooncomplexen het parkeren op eigen terrein moet worden opgelost. Er hoeft dan niet voor ieder appartement een parkeerplek worden gerealiseerd. Hoeveel parkeerplaatsen er minimaal moeten komen, wordt aan de hand van parkeernormen van de gemeente bepaald. De gemeente stelt verder dat hoewel de meeste ontwikkelaars kiezen om de parkeerplekken los te verhuren er door hen ook gekozen mag worden om die te verbinden aan bepaalde appartementen. De uitleg van de gemeente is naar oordeel van de ombudsman duidelijk.
De gemeente geeft nog wel aan dat ontwikkelaars toekomstige bewoners moeten waarschuwen over het geldende parkeerregime (geen recht op parkeervergunning). Dat blijkt bij de vrouw niet te zijn gebeurd. Hoewel dit niets aan de parkeersituatie zelf verandert, lijkt de ontwikkelaar zich niet te houden aan de informatieverplichting van de gemeente. Op dat punt geeft de ombudsman richting de gemeente een signaal af.