Trefwoorden: dossier(vorming)
Een vrouw beklaagt zich erover dat een WIJ-medewerker een vermoedelijke medische diagnose stelt over haar. De WIJ-medewerker doet dit in een rapport aan de Raad voor de Kinderbescherming (verder: Raad) terwijl deze WIJ-medewerker daartoe niet bevoegd is. Volgens de directeur van WIJ baseert de medewerker zich op signalen en informatie van derden, maar wie die derden zijn en of ze hiertoe medisch bevoegd zijn, krijgt de vrouw echter niet te horen. Verder geeft de directeur aan dat de Raad een onafhankelijk onderzoek zal starten. De vrouw krijgt van de Raad echter te horen dat die geen medisch onderzoek zal doen naar de vermoedelijke diagnose van WIJ. Nu dat onderzoek er niet komt, wil de vrouw ook om die reden de vermoedelijke diagnose uit het rapport van WIJ verwijderd hebben. De vrouw gaat naar de ombudsman.
In haar reactie aan de ombudsman stelt WIJ dat de diagnose een vermoeden van anderen is. Deze personen willen hun vermoeden echter niet openlijk uitspreken. WIJ geeft verder aan dat zij met het uitspreken van het vermoeden (van anderen) het doel had dat de Raad daar een onderzoek naar zou starten. Dat de Raad dit niet doet was voor WIJ niet te voorzien. Nu de Raad dit specifieke onderzoek niet zal doen, heeft WIJ het verzoek van de vrouw gehonoreerd en het vermoeden verwijderd. Een kopie van de gewijzigde versie van het rapport heeft WIJ aan de ombudsman verstrekt.
De ombudsman constateert dat de informatie van WIJ in het rapport op het punt van het vermoeden onduidelijk is omdat niet duidelijk is dat het om een vermoeden van derden gaat. Zo staat het er namelijk niet. Op zich heeft WIJ gelijk dat een vermoeden geen diagnose is, maar ook het uitspreken van het vermoeden zal gebaseerd moeten zijn op bepaald gedrag van de vrouw. Ook daarvoor is van belang in hoeverre degene die dat vermoeden uitspreekt de nodige (medische) kennis heeft om dat gedrag als zodanig te kunnen beoordelen. Nu de bewuste derden zich niet kenbaar willen maken, is dat niet te achterhalen. Op dit punt is er geen sprake van transparant handelen. Doordat WIJ tijdens het onderzoek van de ombudsman heeft besloten de zinsnede over het vermoeden te verwijderen, corrigeert WIJ haar niet behoorlijke gedraging. De ombudsman doet de aanbeveling aan WIJ om het gecorrigeerde rapport aan de Raad te sturen.