Trefwoorden: uitkering, informatieverstrekking
Een vrouw wil inzicht in haar schulden die zij maandelijks aflost maar krijgt dat niet. Ze heeft meerdere schulden bij sociale dienst (teveel ontvangen woonkostentoeslag 2018 en een maand teveel ontvangen uitkering in 2019). Als ze na 14 maanden netjes aflossen geen overzicht ontvangt, vraagt zij bij de sociale dienst de stand van zaken op. Dan blijkt het resterende schuldbedrag bijna 200 euro meer te zijn dan zij dacht. Volgens de vrouw heeft de sociale dienst er geen rekening mee gehouden dat ze een deel van de woonkostentoeslag 2018 niet meer hoefde terug te betalen. Als ze de sociale dienst hierop wijst, krijgt ze een verwarrende e-mail. Zo bestaat het openstaande schuldbedrag nu ook uit de woonkostentoeslag 2019 die ze moet terugbetalen. Dat kan volgens de vrouw echter niet. Zij heeft namelijk nog steeds geen definitieve belastingaanslag 2019 kunnen overleggen op basis waarvan wordt bepaald welk bedrag aan woonkostentoeslag zij zou moeten terugbetalen. En dan komt oud zeer naar boven. Ze had met betrekking tot de woonkostentoeslag helemaal geen schuld hoeven hebben. Dit komt volgens de vrouw doordat een medewerkster van de sociale dienst haar bij haar uitkeringsaanvraag begin 2018 heeft verplicht om haar maandelijkse voorlopige teruggave van de Belastingdienst stop te zetten. Achteraf bleek dat niet nodig. Met deze voorlopige teruggave was de woonkostentoeslag niet nodig geweest en zat ze nu niet met een schuld. Als de gemeente reageert op haar klacht leest de vrouw dat de medewerkster blijft ontkennen dat zij heeft aangeven dat de vrouw de voorlopige teruggave moest stopzetten. De vrouw voelt zich hierdoor als leugenaar weggezet en stapt naar de ombudsman.
Stopzetten voorlopige teruggave
Uit onderzoek van de ombudsman blijkt dat de medewerkster in de bewuste reactie aangeeft dat zij zich niet meer kan herinneren wat zij 3 jaar geleden precies heeft gezegd. Om die reden verwijst zij naar het verslag dat zij destijds van het gesprek heeft opgesteld en daarin staat dat de voorlopige teruggave al was stopgezet. Op basis daarvan gaat zij ervan uit dat dit al vóór het gesprek is gebeurd en niet naar aanleiding van het gesprek. Dat de medewerkster zich het gesprek niet meer precies herinnert en teruggrijpt naar het gespreksverslag is naar oordeel van de ombudsman niet onbehoorlijk.
De vrouw overlegt echter stukken waaruit blijkt dat zij pas ná het gesprek contact met de Belastingdienst heeft opgenomen om de voorlopige teruggave stop te zetten. In reactie hierop stelt de medewerkster dat het niet onwaarschijnlijk is dat zij de vrouw heeft geadviseerd de voorlopige teruggaaf stop te zetten omdat die relatief hoog was bij de te betalen hypotheekrente. Zij kan om die reden dan ook niet uitsluiten dat zij dit in het verslag niet correct heeft verwoord. Gelet op de bewijsstukken en de erkenning van de medewerkster dat er een fout gemaakt kan zijn, constateert de ombudsman dat de verslaglegging op dit punt niet correct was.
De gemeente stelt dat het stopzetting van de voorlopige teruggaaf de vrouw niet financieel heeft benadeeld. Of dat zo is, is niet ter beoordeling van de ombudsman maar van de burgerlijke rechter.
Overzicht vorderingen, aflossingen en nog openstaande schuld
Tijdens het onderzoek van de ombudsman geeft de sociale dienst een overzicht van de schulden van de vrouw (inmiddels ook een 3e vordering vanwege teveel ontvangen TOZO2), wat er is afgelost, op welke vordering dit is afgeboekt en wat er nog openstaat. Bij narekening constateert de ombudsman een fout in de berekening van de vordering woonkostentoeslag 2018. Deze fout corrigeert de sociale dienst direct. Met de overzichten heeft de vrouw alsnog het gevraagde inzicht gekregen.
Naar aanleiding van haar onderzoek constateert de ombudsman dat als er sprake is van meerdere vorderingen het raadzaam is om cliënt in elk geval jaarlijks op de hoogte te houden hoe hoog de schuld nog is. Zeker als de sociale dienst de aflossingen op verschillende vorderingen afboekt. Op dit punt doet de ombudsman dan ook een aanbeveling.
Terugvordering woonkostentoeslag 2019
Uit het overzicht blijkt dat de vrouw de vordering woonkostentoeslag 2018 helemaal heeft afgelost en de sociale dienst nu afboekt op de vordering woonkostentoeslag 2019. Omdat de vrouw nog geen definitieve belastingaanslag 2019 kan overleggen, kan de sociale dienst de hoogte van de vordering nog niet bepalen. De terugvordering lijkt dan ook voorbarig. Van belang is dat de vrouw zo snel mogelijk de definitieve aanslag krijgt en overlegt. Tot die tijd doet de ombudsman de gemeente de aanbeveling om de maandelijkse aflossing op een van de andere vorderingen af te boeken.