U bent hier

De rechter heeft gesproken

Trefwoorden: basisregistratie, klachtbehandeling

Een man beklaagt zich erover dat de gemeente zijn achternaam niet wil wijzigen zoals hij dat wenst. Hij begrijpt de redenen van de gemeente niet. De man onderbouwt zijn klacht met een beschrijving van zijn leven.
De ombudsman bestudeert de op deze zaak betrekking hebbende stukken. Hieruit blijkt dat de bestuursrechter in eerste aanleg en in hoger beroep over deze kwestie heeft geoordeeld. Het oordeel van de Rechtbank Noord-Nederland is dat schriftelijk bewijs ontbreekt, zoals bedoeld in artikel 24 Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001. Daarin staat het volgende:
‘In de aanvraag voor een reisdocument, niet zijnde een Nederlandse identiteitskaart of vervangende Nederlandse identiteitskaart, kan op verzoek van de aanvrager die door middel van schriftelijke bewijsstukken aantoont in het maatschappelijk verkeer zakelijk of beroepshalve bekend te staan onder een andere naam, tevens deze andere naam worden vermeld ter opneming van dit gegeven in het reisdocument.’
De Raad van State oordeelde in hoger beroep dat de burgemeester geen onderzoek heeft hoeven doen naar ontbrekende bewijsstukken.
Omdat er rechterlijke uitspraken liggen, is de ombudsman niet bevoegd een klachtonderzoek naar dezelfde gedraging in te stellen. Hierover krijgt de man per brief uitleg van de ombudsman.