Trefwoorden: uitkeringsaanvraag, reactietermijn
Een man beklaagt zich erover dat de sociale dienst een overzicht van hem vraagt, dat hij niet kan leveren. Daardoor krijgt hij geen uitkering en leeft hij van de voedselbank.
Vanwege een nieuwe uitkeringsaanvraag moet de man namelijk een overzicht leveren van zijn crypto’s. De man is daar op 3 januari 2021 mee begonnen, maar omdat het niets voor hem was, is hij er in september weer mee gestopt. Hij moet nu een overzicht aanleveren vanaf het moment dat hij is begonnen met de crypto’s tot 3 januari. Dat heeft hij niet en kan hij dus niet aanleveren. De sociale dienst vindt dat de man maar moet bewijzen dat hij vóór 3 januari geen crypto’s had. De man weet niet hoe hij dat kan aantonen.
Vanwege de urgentie gaat de ombudsman er direct achteraan.
Een week later krijgt de ombudsman een reactie waaruit blijkt dat hetgeen aan de man is gevraagd, genuanceerder ligt dan aantonen dat hij voor 3 januari 2021 geen crypto’s had. Er worden in de reactie meerdere mogelijkheden genoemd om meer inzicht te tonen.
Om meer duidelijkheid te verkrijgen over de aanvraag en de benodigde stukken vindt in aanwezigheid van de ombudsman een gesprek plaats bij de sociale dienst. In dat gesprek worden afspraken gemaakt over wat de man nog moet aanleveren aan stukken en over een voorschot van 500 euro aan de man.
Bijna 3 weken later informeert de ombudsman naar het vervolg van de afspraken. Dan blijkt dat de betrokken medewerkster niet meer werkzaam is bij de sociale dienst, waardoor de aanvraag van de man nog niet is afgehandeld. Gelukkig heeft hij direct na het gesprek wel het voorschot ontvangen. De collega van de vertrokken medewerkster die de aanvraag nu moet afhandelen heeft de man inmiddels om een document gevraagd dat tijdens het gesprek niet is genoemd. De ombudsman spreekt haar verbazing daarover uit richting de sociale dienst. Een week later wordt dan uiteindelijk – onder aanbieding van de excuses voor de lange afhandelingstermijn - de uitkering toegekend aan de man.
De ombudsman vindt de lange afhandelingstermijn niet behoorlijk, ook al is de uitkering met terugwerkende kracht toegekend en is een tussentijds voorschot verstrekt. De excuses daarvoor zijn dan ook zeer op zijn plaats.