U bent hier

Andere beleving van gesprek

Trefwoorden: ondersteuning, WMO-voorzieningen, procedure

Een echtpaar is erg gestrest door de beslissing van WIJ om alle WMO-voorzieningen in te trekken. Ze melden zich bij de ombudsman. Volgens het echtpaar worden de voorzieningen ingetrokken omdat WIJ boos is dat het echtpaar niet in budgetbeheer wil. Het echtpaar heeft namelijk voor een oude kwestie een boekhouder nodig, maar heeft daar geen geld voor. Daarom hebben ze WIJ gevraagd om dit vóór te financieren. WIJ wil dat wel maar stelt als voorwaarde dat ze in budgetbeheer gaan.
Uit het onderzoek van de ombudsman komt naar voren dat het echtpaar eerder via WIJ bij de GKB is geweest en toen heeft gesproken over een schuldenregelingstraject. Daar zijn het echtpaar en de GKB niet met elkaar uit gekomen omdat de GKB niet alle schulden wil meenemen. Om die reden kan het echtpaar de voorwaarde die WIJ nu stelt niet accepteren. Vervolgens heeft het echtpaar besloten om zelf voor het benodigde bedrag voor de boekhouder te gaan sparen. Een andere afbetalingsregeling loopt namelijk binnenkort af, waardoor ze dat bedrag maandelijks kunnen sparen.

Tijdens het vervolggesprek met WIJ komt hun auto en het gebruik ervan door het echtpaar aan de orde. Dat leidt ertoe dat er over de noodzaak van de WMO-taxipassen wordt gesproken. Dat deze voorziening vervolgens door WIJ is ingetrokken, vindt zijn oorzaak in dit gesprek.
Deze intrekking is voor de ombudsman geen aanwijzing dat de betreffende WIJ-medewerker (uit boosheid) na afloop van het gesprek zou hebben gezegd dat àlle WMO-voorzieningen zouden worden ingetrokken.
Een onderzoek naar de noodzaak van verlenging van de andere voorzieningen was namelijk al eerder door WIJ aangekondigd.
De taxipassen blijken naar aanleiding van het bezwaarschrift van het echtpaar ten onrechte ingetrokken. Inmiddels hebben ze beiden weer een taxipas. De ombudsman stelt vast dat het handelen van de WIJ-medewerker op dit punt inderdaad voor onnodige stress en onrust heeft gezorgd. Dat geldt niet voor de andere voorzieningen. Het onderzoek daarnaar is namelijk niet op initiatief van de WIJ-medewerker gestart, maar vanwege het gegeven dat de indicatietermijn voor deze voorzieningen zou eindigen. Afhankelijk van de uitkomst daarvan kan het echtpaar zo nodig weer bezwaar maken. Voor de ombudsman is daarbij geen rol weggelegd.

Tijdens het onderzoek wordt duidelijk dat het echtpaar en de medewerkers van WIJ het betreffende gesprek verschillend hebben ervaren. Daarbij geeft WIJ aan dat ze graag met het echtpaar in gesprek wil over het verschil in waarnemingen. Het echtpaar vindt dat een goed idee, maar wil er wel graag een onafhankelijk persoon bij. De ombudsman wijst op de mogelijkheid van een onafhankelijk cliëntondersteuner. Die zou het echtpaar ook kunnen bijstaan bij toekomstige gesprekken over WMO-voorzieningen.